De Beroepsvereniging Belgische Longartsen (BBL) wijst in de rubriek 'good vibes' van het VBS op enkele forse uitdagingen tijdens deze coronacrisis maar ook erna voor de longartsen, onder meer door het uitstel van niet-dringende zorg. Maar er liggen nog andere ijzers in het vuur.
Het is niet evident om midden in de derde golf met iets positiefs uit te pakken bij een longarts. Het afgelopen jaar hebben de longartsen zich mateloos ingezet, in de covid-drukte, maar in de persluwte.
Ondertussen overspoelt de derde golf opnieuw de ziekenhuizen, waarbij hartverscheurende keuzes moeten worden gemaakt, liefst nog voor het starten van intensieve zorg. Men zou voor minder moedeloos worden. Het steeds weer aangaan van moeilijke gesprekken met patiënten, familie (op afstand) en de andere zorgverleners, het went nooit, het weegt op een mens.
Maar het gaat hier over ‘good’ vibes.
En er zijn ook wel goede zaken gebeurd in het recente verleden. De zorg kon, zeker in de eerste golf, rekenen op veel sympathie. We hebben ondertussen voldoende beschermingsmateriaal ter beschikking. Ziekenhuizen hebben aangetoond op korte termijn te kunnen omschakelen naar rampengeneeskunde. Het dragen van mondmaskers, het ontsmetten van handen en de andere maatregelen leiden ertoe dat er geen griepseizoen geweest is.
De niet covid-19 gerelateerde zorg werd uitgesteld. Vele diensten, ook bij de longartsen, worden nog steeds geconfronteerd met de gevolgen van dit uitstel. De longartsen blijven de andere patienten de zorg geven waar ze nood aan hebben, de astmapatienten, de COPD-patienten. Er zijn ook nog steeds andere infectieuze problemen.
Naar de toekomst hopen de pneumologen dat hun ervaringen met hoge dosissen zuurstof (optiflow) erkend zullen worden in de zorg voor de patient met ventilatoir falen. We rekenen erop dat er een erkenning komt voor Respiratory Intermediaire Care Unit (RICU). Dat zal positieve effecten hebben voor de covidzorg maar ook voor COPD-patienten. Op deze manier kan de zorgcirkel voor deze patienten verkleinen. Dat kan resulteren in betere overleving en kortere hospitalisatie.
De komende jaren staan ons een aantal grote uitdagingen te wachten: het netwerkverhaal, NOMEN2.0, de mogelijkse hervorming van de CPAP-conventie.
De samenwerking tussen de beroepsvereniging, de wetenschappelijke vereniging en de universitaire diensten over de hervorming van de nomenclatuur toont dat de longartsen goed kunnen samenwerken. De herijking van nomenclatuur kan een opportuniteit zijn, op voorwaarde dat de enveloppe binnen de eigen discipline geopend wordt, en er meer interdisciplinaire inbreng is. Of dit dan ook effectief zo zal zijn, is maar zeer de vraag.
Concentratie van zorg, binnen of buiten netwerken, is op zich een goede zaak. Er moet wel bewaakt worden dat courante pathologie ten allen tijde kan aangeboden worden voor alle zieken.
Het arsenaal dat de longarts met bijzondere bekwaming in de oncologie (pneumo-oncoloog) ter beschikking heeft, is de afgelopen jaren sterk uitgebreid, met immunotherapie en nieuwe moleculen binnen de doelgerichte therapie. Dat stemt de pneumoloog optimistisch. Maar de zorg voor deze patiënten moet dan wel aangeboden worden in alle ziekenhuizen. NGS-testing moet op hoog niveau in alle netwerken betrouwbare resultaten opleveren.
Dr Jan Lamont, longarts, lid van dagelijks bestuur
Dr Bart De Saedeleer, longarts, voorzitter BBL
Dr Dominique Butenda, longarts, raadgever