Onderzoekers ontwikkelden en testten een app voor de zelfcontrole van diabetes om uit te zoeken welke persoonlijkheidsverschillen kunnen verklaren waarom mobiele tools bij sommige patiënten wel werken en bij andere niet.
De ongeremde toename van het aantal mensen met diabetes -en de daarmee gepaard gaande kosten- zijn een heus probleem voor de volksgezondheid. Daarom wordt er onophoudelijk gezocht naar middelen om de controle van diabetes te verbeteren.
Men weet dat dagdagelijkse beslissingen inzake voedingsgewoonten, lichaamsbeweging en therapietrouw essentieel zijn voor de controle van de ziekte, maar men weet ook dat er heel wat obstakels zijn bij het aannemen van gezonde gewoonten.
Technologie in dienst van diabetescontrole
Bij mobile Health wordt er gebruik gemaakt van mHealth tools om de gezondheid te verbeteren. De tools worden beschouwd als een veelbelovend middel om patiënten te helpen bij het overwinnen van obstakels en het bereiken van gezondheidsdoelen. Bij de meeste evaluaties van die tools wordt rekening gehouden met het gemiddelde effect op de bestudeerde populatie maar niet met de heterogeniteit van de responsen. En dat terwijl de sociale psychologie suggereert dat gezondheidsinterventies beter passen bij bepaalde mensen dan bij andere.
De rol van de persoonlijkheid bij diabetescontrole met behulp vna een app
In hun studie ,evalueerden Michelle Dugas, Kenyon Crowley en hun team van de University of Maryland de impact van verschillende persoonlijkheidskenmerken op de doeltreffendheid van een mHealth app die patiënten aanmoedigt om hun glycemie te controleren, lichaamsbeweging te nemen, voedingsadvies te volgen en therapietrouw te zijn (DiaSocial). Om dat te kunnen doen baseerden ze zich op de Regulatory mode theory die stelt dat er twee onafhankelijke houdingen zijn wat zelfregulering betreft: locomotion en assessment. Locomotion verwijst naar een voorkeur voor beweging van toestand naar toestand en kan samengevat worden als “just do it.” Bij Assessment is er een voorkeur voor het evalueren van situaties en alternatieven en voor “do the right thing.”
De bestudeerde populatie bestond uit 23 oudere personen, voormalige militairen, van die wie de type 2-diabetes voldoende onder controle was, kortom, een populatie die meestal ondervertegenwoordigd is in mHealth studies. De follow-up bedroeg dertien weken.
De resultaten
Er werden aanzienlijke verschillen vastgesteld op het vlak van therapietrouw (in de vorm van punten voor gezond gedrag). Deelnemers die hoog scoorden op assessment gingen er meer op vooruit wat therapietrouw betreft dan mensen die laag scoorden voor assessment bij wie de therapietrouw eerder afnam in de tijd. Dat assessment en locomotion gecorreleerd waren met verschillende patronen op het vlak van therapietrouw suggereert dat meer onderzoek vereist is naar gedrag bij mHealth interventies.
Het besluit
De resultaten van deze proefstudie suggereren dat mobile health tools oudere personen kunnen helpen om de controle van hun diabetes te verbeteren en bevestigen dat bij bepaalde psychologische profielen beterere resultaten gehaald worden dan bij andere.