Het ASCO-congres vond dit jaar plaats van 1 tot 5 juni in Chicago.
Een bloemlezing.
Ricky Sharma vestigde de aandacht op het toepassen van selectieve interne radiotherapie (SIRT) met yttrium-90-microsferen bij patiënten met colorectale kanker en levermeta’s.
Jin Li stelde de resultaten voor van de FRESCO-studie en herhaalde dat colorectale kanker een frequent probleem blijft, met jaarlijks wereldwijd 1,36 miljoen nieuwe diagnoses en meer dan 694.000 doden.
Andrew J. Armstrong benadrukte het belang van de Bot Scan Index (BSI), ontwikkeld in 1998 als een methode voor het kwantificeren van de hoeveelheid botmassa op beeldvorming die is ingenomen door botmetastasen.
Mary-Ellen Taplin sprak over de kliniek die gepaard gaat met AR-V7-detectie. Ze baseerde zich op de resultaten van ARMOR3-SV, een gerandomiseerde studie met galeteron vs. enzalutamide bij mannen met gemetastaseerd, castratieresistent, AR-V7-positief prostaatcarcinoom.
Gerhardt Attard voerde met zijn team een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase 4-studie uit die continu enzalutamide (Enz) bestudeerde na PSA-progressie bij mannen met gemetastaseerd, castratieresistent prostaatcarcinoom die nog geen chemotherapie hadden gekregen.
Federico Innocenti wees erop dat men, om oncologie op een nauwgezette manier te voeren, behoefte heeft aan moleculaire profilering van patiënten.
In de S-TRAC-studie werd aangetoond dat een adjuvante behandeling met sunitinib de DFS kan verbeteren bij patiënten met een hoogrisiconierkanker (HR = 0,76; p = 0,03). In die studie is ook aangetoond dat het effect op de DFS mettertijd gehandhaafd blijft.
“Bijna driekwart van de patiënten met nierkanker heeft een plaatselijke tumor, maar in 30-40% van de gevallen van een hoogrisicotumor treedt een recidief op na nefrectomie”, zei Robert Motzer (MSKCC). Een adjuvante behandeling met sunitinib verlengde de PFS in de S-TRAC-studie, maar niet in de ASSURE- studie. Robert Motzer presenteerde de PROTECT-studie, die werd uitgevoerd met pazopanib als adjuvante behandeling.
Pazopanib maakt deel uit van de standaardeerstelijnstherapie bij gemetastaseerde nierkanker (1). Gezien de hepatotoxiciteit van de combinatie pazopanib-pembrolizumab in groep A en groep B van een fase I/II-studie (2) was sequentiële toediening van pazopanib en daarna de combinatie voorzien in een groep C in diezelfde studie (3).
De combinatie atezolizumab-bevacizumab verhoogt de migratie van antigeenspecifieke T-cellen bij een gemetastaseerde nierkanker. IMmotion150 is een fase II-studie die de combinatie atezolizumab-bevacizumab heeft vergeleken met nivolumab 1.200mg i.v. om de 3 weken of sunitinib 50mg (4/2) bij 305 patiënten met een plaatselijk gevorderde of gemetastaseerde nierkanker die nog geen behandeling hadden gekregen. De patiënten in de twee groepen die een monotherapie kregen, werden na tumorprogressie overgeschakeld op de combinatietherapie...
De prognose van patiënten met gemetastaseerde nierkanker is slecht. De 5 jaarsoverleving bedraagt maar 8% (1).
Na publicatie van de tussentijdse resultaten van 131 urotheliale tumoren presenteerde het Cancer Genome Atlas Research Network met Seth Lerner (Baylor College of Medicine) de definitieve resultaten betreffende 412 patiënten, van wie 61% met blaaskanker T3-4 en 31% met N+.
De activiteit van checkpointremmers staat nu buiten kijf.. Maar dat is nog niet genoeg, “en daarom worden meerdere combinaties getest”, legde David Smith (Ann Arbor) uit.
REGN2810, een gehumaniseerd IgG4-antilichaam gericht tegen PD-1, blijkt in fase I een interessante respons uit te lokken bij diverse types solide tumoren. Deze fase I-studie leidde tot de keuze van de dosis van 3mg/kg voor de extensiefasen...
Dabrafenib in combinatie met trametinib verbetert de prognose van patiënten met een gemetastaseerd melanoom met BRAF V600-mutatie ten opzichte van een behandeling met een BRAF-remmer in monotherapie. Daarbij hebben ook de initiële LDH-concentratie en het aantal organen met metastasen een invloed op de overleving...
Uitzaaiing naar de hersenen komt vaak voor tijdens het ziekteverloop van melanomen (43% in klinische studies en 75% bij autopsieën). Dit gaat gepaard met een ongunstige prognose en stelt grote therapeutische problemen omdat in slechts weinig studies de impact van de nieuwe behandelingen op de hersenen en de hersenvliezen werd onderzocht...
Het is bewezen dat pembrolizumab als eerstelijnstherapie bij patiënten met niet-reseceerbare niet-kleincellige longkanker (NSCLC) in stadium IV met PD-L1- expressie beter is dan klassieke chemotherapie. Omdat het moeilijk is de prognose van de patiënten op een eenvoudige manier te evalueren, heeft het EMA in 2012 het concept van PFS2, PFS met een tweedelijnstherapie, gedefinieerd als de tijd tussen de randomisatie van de eerstelijnsbehandeling en tumorprogressie na de tweedelijnstherapie of overlijden ongeacht de oorzaak...
De rol van wetenschappelijke medische experts is enorm breed; zo moeten ze de therapeutische benaderingen definiëren die voordeel voor de patiënt inhouden. Dat is het resultaat van de samenwerking IDEA (International Duration Evaluation of Adjuvant chemotherapy), die ongeveer tien jaar geleden op het getouw werd gezet met de financiële steun van het Amerikaanse NCI, de Britse MRC, het Franse Ministère de la Santé, het INCA, het Italiaanse nationale geneesmiddelenbureau en een Japanse stichting – dus zonder enige inmenging van de farmaceutische industrie. Elke instelling financierde in eigen land een studie waarin twee therapeutische benaderingen van de adjuvante behandeling van colorectale kanker werden vergeleken. Wat hier wordt gepresenteerd, zijn de samengevoegde resultaten van de zes studies uit tien landen.
Alberto F. Sobrero, die de resultaten van de TOSCA-studie voorstelde – het Italiaanse luik van het IDEA-project – benadrukte dat op het moment dat TOSCA werd opgestart 6 maanden oxaliplatine-gebaseerde therapie de adjuvante standaardbehandeling was voor zowel stadium II- als -III-colonkanker. Ook Sobrero wees erop dat, gegeven de cumulatieve neurotoxiciteit geassocieerd aan oxaloplatine, inkorten van de behandelduur, zonder weliswaar te raken aan de efficaciteit, voordelig zou kunnen zijn, zowel voor de patiënt als voor de maatschappij.
Scott Kopetz gaf mee dat BRAFV600E-mutaties aanwezig zijn bij 7% van de patiënten met gemetastaseerde colorectale kanker. Hij wees er ook op dat deze mutaties gepaard gaan met een agressieve biologie, een korte overleving en een slechte respons op klassieke chemotherapie.
Alan P. Venook refereerde aan het ASCO-congres uit 2014 toen de resultaten van CALGB/SWOG 80405 werden voorgesteld. Hieruit bleek er geen verschil te zijn in totale overleving (OS) of progressievrije overleving (PFS) na toevoegen van bevacizumab of cetuximab aan 1st-lijns-FOLFOX of -FOLFIRI in de populatie van patiënten met gemetastaseerd coloncarcinoom en KRAS wild type (wt). Een analyse in functie van de lokalisatie van de primaire tumor (links of rechts), voorgesteld tijdens het ASCO-congres uit 2016, toonde een betere OS voor linkszijdige tumoren (33,3 maanden vs 19,4 maanden voor de rechtszijdige).
Thierry André stelde de resultaten voor van de IDEA France-studie. Hij herinnerde eraan dat 6 maanden adjuvante chemotherapie met fluoropyrimidines en oxaliplatine wereldwijd de standaardtherapie is voor colonkanker in stadium III. Reduceren van de duur van deze adjuvante therapie zou gunstig kunnen zijn met het oog op minder neveneffecten en zou kostenbesparend kunnen zijn voor de patiënt en de samenleving.
Kimmie Ng wees erop dat vitamine D antineoplastische eigenschappen heeft en dat de vitamine D-receptor tot expressie komt in colorectale kankercellen. Vit D heeft ook een antiproliferatief effect aangetoond in muismodellen van colorectaal carcinoom. Bovendien werden hogere plasmawaarden van 25-hydroxyvitamine D in prospectieve observationele studies van patiënten met metastasen in verband gebracht met een betere progressievrije (PFS) en totale overleving (OS). Toch blijft de rol van vit D-supplementen in de behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom onduidelijk.
Timothy Iveson stelde de eindresultaten inzake ziektevrije overleving (DFS) voor uit de UK Short Course Oncology Treatment (SCOT), de Britse tak van het IDEA-project. Ook hier was het uitgangspunt dat de hoeksteen in adjuvante chemotherapie voor colorectale kanker al meer dan 10 jaar gebaseerd is op 6 maanden oxaliplatine-gebaseerde chemotherapie. Ook hier aandacht voor de cumulatieve neurotoxiciteit geassocieerd aan oxaliplatine-behandeling, die dosisbeperkend is en potentieel irreversibel. En ook hier het idee dat een kortere behandelduur patiënten zou kunnen behoeden voor significante toxiciteit, met een aanzienlijke afname van het kostenplaatje.
Schema’s op basis van een platinaverbinding vormen de hoeksteen bij de behandeling van NSCLC in een gevorderd stadium, maar bij oudere patiënten rijst altijd de vraag of je wel een combinatie van twee cytostatica zou geven. Meer dan de helft van de longkankers wordt gediagnosticeerd na de leeftijd van 65 jaar.
Immunotherapie zou de tumorbiologie kunnen wijzigen en zou de overleving kunnen verbeteren ook als er radiologische progressie is. Dat zou de discordantie kunnen verklaren tussen de totale overleving en het responspercentage of de PFS, zoals in de OAK-studie met atezolizumab, dat als tweedelijnstherapie werd vergeleken met docetaxel. Na tumorprogressie bedroeg de mediane overleving 8,6 maanden in de atezolizumabgroep en 6,4 maanden in de andere groep.
Er is geen eensgezindheid over de tweedelijnstherapie. In Europa schrijven we bij voorkeur vinflunine voor, het NCCN pleit veeleer voor taxanen. In de Verenigde Staten zijn drie checkpointremmers goedgekeurd na een versnelde procedure op grond van het responspercentage, namelijk atezolizumab, nivolumab en durvalumab...
Chemotherapie op basis van een platinaverbinding verbetert de overleving bij patiënten met gevorderde urotheliale kanker. Platinaverbindingen zijn evenwel gecontra-indiceerd bij nierinsufficiëntie of een slechte algemene toestand, wat vaak het geval is bij patiënten met urotheliale kanker, gezien hun gevorderde leeftijd. De tot nog toe onderzochte alternatieven zijn ook toxisch, wat niet het geval blijkt te zijn met checkpointremmers...
Patiënten met gemetastaseerde kanker hebben tal van symptomen die inherent zijn aan hun behandeling. Om verschillende redenen melden ze die niet altijd aan hun arts; ze zijn er zich niet van bewust dat ze die moeten bespreken, ze brengen ze niet in verband met hun ziekte, de consultatie was te kort om dit aan bod te laten komen, de arts heeft er geen aandacht aan geschonken, enz.
Ipilimumab 10mg/kg prijkt sinds kort net als interferon en peginterferon op het lijstje van adjuvante eerstelijnsbehandelingen van een melanoom in stadium III. De EORTC-studie leidde echter niet enkel tot de goedkeuring van de dosis van 10mg/kg, maar bracht ook een hoge graad van stopzetting van de behandeling wegens bijwerkingen en 5 sterfgevallen als gevolg van de behandeling aan het licht. Aangezien de dosis van 3mg/kg ipilimumab werd goedgekeurd voor inoperabel gemetastaseerd melanoom, met weliswaar een iets lagere overleving maar met duidelijk minder bijwerkingen, was het logisch om deze twee dosissen te vergelijken in de adjuvante fase...
Poly(ADP-ribose)-polymerase (PARP) is een enzym dat, net als BRCA, een rol speelt bij het herstellen van het DNA maar voor enkelstrengsbreuken een andere route gebruikt, namelijk de PARP-route. De DNA-herstelroutes – homologe recombinatie door BRCA en de PARP-route – vullen elkaar aan. Als de ene faalt (de homologe recombinatie door BRCA-mutatie) en de andere wordt geblokkeerd met een PARP-remmer, veroorzaakt dat celdood door apoptose, terwijl de cel kan overleven als er slechts één route faalt. In verschillende fase II-studies werd het nut van deze PARP-remmers bij gevorderde borstkanker met BRCA-mutatie gesuggereerd.
Ondanks de overmatige expressie van VEGF bij melanomen en het verband tussen de concentratie van VEGF en de prognose blijkt bevacizumab slechts een geringe werking te hebben bij gevorderd melanoom, “misschien omdat het middel vroeger in het ziekteverloop moet worden toegediend”, oppert Philippa Corrie. Bevacizumab werd in de studie AVAST-M getest in de dosis van 7,5mg/kg om de 3 weken gedurende 1 jaar bij 1.343 patiënten met gereseceerd melanoom in stadium IIB, IIC of III versus placebo.
Uveamelanoom komt niet vaak voor, maar is toch goed voor 5% van alle melanomen en 1 op de 5 patiënten krijgt metastasen binnen 5 jaar na de diagnose...
Schrijf u gratis in op onze wekelijkse nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws en nog veel meer ...